Kyle C Dunham, "Zechariah 11 and the Eschatological Shepherds" in Detroit Baptist Seminary Journal23 (2018): 3–39
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik heb [38]drie herders [39]in een maand [40]afgesneden; want [41]mijn ziel was [42]over hen [43]verdrietig geworden, en [44]ook had hun ziel een walg van mij. 38. Dat is, al de herders of leraars van het Joodse volk, die in drie sekten onderscheiden waren, te weten, Farizeen, Sadduceen en Esseen. Anders aldus: Ik heb de koningen, priesters en profeten van hen genomen. En merk dat hier profetischewijze gesproken wordt van hetgeen nog geschieden zou alsof het alrede geschied ware. 39. Dat is, in korten tijd. Verg. Hos.5:7 met de aantekening aldaar. 40. Dat is, overtuigd van valse leer en dwaling. Maar verstaat men dit van de boze koningen, priesters en profeten, zo is afsnijden hier te zeggen weren of wegnemen, of te schande maken, verdelgen. En dit is ene weldaad, die God zijn volk belooft, te weten dat Hij de kwade regeerders, die zij hadden, wegnemen zou tot een teken zijner liefde tot hen. 41. Hebr. mijne ziel werd hunnenthalve verkort; dat is, Ik vermocht hen niet en zij vermochten mij niet. 42. Te weten, over de ondankbare Joden, of vanwege die valse leraars, enz. 43. Zie Richt.18:16 de aantekening aldaar. 44. Zie Matth.27:21.